Jan de Langen, Bas van Herk, Gerrit van den Heuvel, Adri van de Oever, Stoelepik (ja die ook), Dirk Potuyt, Wijnand de Langen, Teus Vermaat en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het zou een lange lijst worden van figuren die tot in de jaren ’80 de straten en buurten in en rond Bergambacht kleurden.

Voor de huidige generatie en de nieuwe inwoners vanaf ongeveer die tijd zal er geen lampje gaan branden, maar voor de ‘boomergeneratie’ is dit lijstje gesneden koek. Wie van hen herinnert zich ‘aardappelboer’ Jan de Langen niet. Begonnen met een handkar, later een paard en wagen en daarna met een vrachtwagentje ventte hij met aardappelen, borstels, zeep, blikken petroleum en nog meer van die snuisterijen langs ’s Heeren wegen. Tijd was geen geld voor hem, je kon hem tot laat in de avond wel ergens tegenkomen. Dan landde hij bij een klant aan en bleef gewoon een uurtje ‘klessen.’  Enkelen waren voor de oorlog al met hun handel begonnen en gingen met een hondenkar de boer op.

De boerenstand was voor velen hun beste afzetgebied. Johan Soet en Teunis Speksnijder schakelden al vlot over van een overdekte bakfiets die gewoon met de benenwagen trappend moest worden aangedreven, op een exemplaar met hulpmotor. Ze voorzagen hun klanten van stoffen, ondergoed en een keur van andere zaken uit de textielhandel. Om in aandrijvingtermen te blijven: Al deze handelaren, venters en neringdoenden, blijken de startmotor te zijn geweest voor de ontwikkeling van een bloeiende middenstand zoals we die nu in Bergambacht kennen.

“In Bergambacht denken ze alleen maar aan geld verdienen,” hoorde ik onlangs iemand zeggen tijdens een gesprek over het winkelaanbod in de regio. Het klonk knap zuur. Je kunt natuurlijk ook zeggen dat hier mensen met durf en visie wonen. Natuurlijk moeten we het geografisch voordeel niet onderschatten. Gelegen langs zowel de N210 als de N207 kun je dat gerust als een cadeau zien. Er vestigden zich bedrijven en dus ook werknemers als klanten voor het winkelbestand. Het grijpt allemaal in elkaar. Opmerkelijk genoeg zijn er van die namen die ik eerder noemde- en ook niet noemde- weinig in het huidige winkelhofbestand terug te vinden.

Broodbakkers verdwenen (op een enkele na), net als groenteboeren, melkboeren, slagers, waarvoor er na lange tijd weer een terugkwam. En Stoelepik, die rijdend op zijn Berini met een koebel klingelend rondschreeuwde dat er “noodslachting bij Gijs de Mik” was. Aan ’t Ing van ‘t Durp durfde kruidenier ‘Ai’ Looren het aan om een eerste vorm van zelfbediening te introduceren. Het was een kantelpunt in de ontwikkeling van het Bergambachtse winkelbestand.

Daar begon het en het bleek niet meer te stoppen. Wie nu met de ogen van de jaren ’50/’60 in bijvoorbeeld de Hoofdstraat rondkijkt, herkent vooral aan de oostzijde nog maar enkele panden, de rest is nieuw of verbouwd. Je mag nu best van een zekere allure spreken.De startmotor waarover ik eerder sprak heeft plaats gemaakt voor een verbeterde versie van de economische krachtbron. Het is nu Formule 1 geworden.

Roel Botter